Claudius werd gekozen tot consul voor het jaar 451, samen met Titus Genucius Augurinus. Drie jaar eerder waren gezanten naar Griekenland gestuurd om Grieks recht te studeren. De gezanten, Spurius Postumius Albus, Aulus Manlius Vulso en Servius Sulpicius Camerinus, keerden terug in 452 en rapporteerden hun bevindingen. Kort na het aantreden van Claudius en zijn collega werd besloten om een comité van tien mannen (decemviri) aan te stellen, allen van consulaire rang, die de tabellen van het Romeinse recht zouden opstellen, gebaseerd op zowel bestaande tradities als Griekse precedenten.de decemviraten kregen dezelfde autoriteit als de consuls voor het jaar van hun ambt, maar aangezien de consuls voor 451 werden gekozen, werden Claudius en Genucius benoemd tot decemviraten na het ontslag van het consulaat. Hun collega ‘ s waren onder meer Spurius Veturius Crassus Cicurinus, Gaius Julius Iulus, Publius Sestius Capitolinus, Publius Curiatius Fistus Trigeminus en Titus Romilius Rocus Vaticanus. De decemvirs werkten samen voor het welzijn van de staat, en stelden de eerste tien tabellen van het Romeinse recht op, met de algemene goedkeuring van het volk. Aangezien hun taak aan het einde van hun jaar niet voltooid was, werd besloten om een tweede college van decemvirs te benoemen voor het volgende jaar.ondanks de reputatie van zijn familie voor wreedheid en vijandigheid jegens de plebejers, gaf Claudius de schijn van een eerlijke en edelmoedige man, die het vertrouwen van het volk won. Zijn collega ‘ s kregen echter argwaan dat hij zou proberen voor het volgende jaar te worden herbenoemd. Zij gaven hem daarom de opdracht om de decemvirs voor 450 te kiezen, en gaven een voorbeeld door hun ambt neer te leggen, in de verwachting dat Claudius hetzelfde zou doen. Tot hun verdriet benoemt hij zichzelf, samen met negen geheel nieuwe collega ‘ s, vijf van hen plebejers, die hij dacht gelijkgestemd te zijn voor zichzelf, of gemakkelijk te domineren. De nieuwe patriciërs waren Marcus Cornelius Maluginensis, Marcus Sergius Esquilinus, Lucius Minucius Esquilinus Augurinus en Quintus Fabius Vibulanus. De plebejische leden waren Quintus Poetilius Libo Visolus, Titus Antonius Merenda, Caeso Duilius Longus, Spurius Oppius Cornicen en Manius Rabuleius.
Second decemvirateEdit
een onheilspellend teken dat het tweede decemviraat niet zo nobel van geest was als het eerste kwam toen de insignes van het ambt werden veranderd. In 451 hadden de tien decemvirs een Consul-escorte van twaalf LIC-ers gedeeld, die elk de eer in roulatie ontvingen. Maar het jaar daarop kreeg elk van de decemvirs een escorte van twaalf LIC ‘ s.; en in tegenstelling tot die van een consul, hielden deze lictors de bijlen vast aan hun fasces, wat symbool stond voor de macht van de decemvirs over leven en dood, zelfs binnen het pomerium, de Heilige grens van Rome. Sinds het begin van de Republiek hadden alle LIC ’s de bijlen verwijderd bij binnenkomst in de stad, uit respect voor de soevereiniteit van het volk; alleen de LIC’ s van een dictator behielden de bijlen binnen de stad. Nu was de stad vol met lictors.de decemvirs aarzelden niet om een voorbeeld te stellen van degenen die hen bekritiseerden, hun tegenstanders te onderwerpen aan mishandeling en executie in kort geding, en het bezit te confisqueren van iedereen die hun waardigheid beledigde. In tegenstelling tot de eerste decemvirs, stond het tweede college geen beroep toe op hun oordeel, waarbij het recht van het volk op provocatio werd genegeerd. Jonge mannen uit aristocratische families sloten zich aan bij het gevolg van de decemvirs en men fluisterde dat de decemvirs al onderling hadden afgesproken om geen verkiezingen te houden voor het volgende jaar, maar om voor onbepaalde tijd in functie te blijven.de tijd voor verkiezingen kwam en ging voorbij, en de decemvirs bleven aan de macht. Zij publiceerden nog twee tabellen van het Romeinse recht, waardoor het totaal op twaalf kwam; onder de meest bezwarende waren die die de rechten van de plebejers beperkten, en in het bijzonder één die het huwelijk tussen patriciërs en plebejers verbood. Toen er nieuws kwam over invallen door de Sabijnen en Aequi, probeerden de decemvirs de Senaat bijeen te roepen, die slechts met moeite bijeenkwam, omdat veel van de senatoren de stad eerder hadden verlaten dan de decemvirs te lijden, of weigerden gehoor te geven aan hun oproep, op grond van het feit dat de decemvirs nu geen wettelijk ambt hadden.toen de Senaat bijeen was gekomen, verzetten twee senatoren zich openlijk en vocaal tegen de decemvirs. Lucius Valerius Potitus en Marcus Horatius Barbatus betoogden dat de ambtstermijn van de decemvirs was verstreken, en dat zij geen wettelijke autoriteit hadden; de decemvirs waren erger dan koningen; het Romeinse volk leed onder tien Tarquins. Claudius’ oom, Gaius, sprak namens hem en drong erop aan dat er voorlopig geen actie zou worden ondernomen tegen de decemvirs. Appius beval een van de lictors om Valerius te arresteren, maar hij deed een beroep op het volk en ontsnapte aan zijn straf toen Lucius Cornelius Maluginensis, de broer van een van de triumvirs, Appius greep, zogenaamd om hem te beschermen tegen de menigte, maar in feite om hem af te leiden.eind van de decemvirsEdit de Senaat benoemde een militair commando voor de decemvirs, maar ze werden op beide fronten verslagen en hun legers trokken zich snel terug achter stevige verdedigingswerken. Ondertussen vonden twee misdaden plaats die de ondergang van de decemvirs bleken te zijn. Eerst werd een soldaat genaamd Lucius Siccius Dentatus, die de verkiezing van nieuwe tribunes had voorgesteld, en dat de soldaten moesten weigeren te dienen totdat de decemvirs werden vervangen, vermoord op bevel van de bevelhebbers van de decemvirs, die probeerden de daad te verdoezelen door te beweren dat hij was overvallen en gedood door de vijand, ondanks een moedige strijd. De waarheid werd ontdekt toen zijn lichaam alleen omringd werd door Romeinen, zonder vijandelijke lijken.