tijdens de jaren 1960, popmuziek op de radio en in zowel Amerikaanse als Britse film verhuisde van verfijnde Tin Pan Alley naar meer excentrieke songwriting en opgenomen reverb-doordrenkte rock gitaar, symfonische strijkers, en hoorns gespeeld door groepen van goed gearrangeerde en gerepeteerde studiomuzikanten. Veel pop arrangeurs en producers werkten orkestrale pop in de releases van hun artiesten, waaronder George Martin en zijn strijkersarrangementen met The Beatles, en John Barry voor zijn partituren voor de James Bond-films. Ook in de jaren 1960 werden een aantal orkestrale settings gemaakt voor nummers geschreven door The Beatles, waaronder symfonische uitvoeringen van “Yesterday” door orkesten. Sommige symfonieën werden speciaal opgericht voor het spelen van overwegend populaire muziek, zoals het Boston Pops Orchestra. Nick Perito was een van de meest getalenteerde arrangeurs, componisten en dirigenten van orchestral pop.volgens Chris Nickson was de “vital orchestral pop of 1966” “challenging, rather than vapid, easy listening”. Spin magazine verwijst naar Burt Bacharach en The Beach Boys’ Brian Wilson als “goden” van orkestrale pop. Naar Nickson’s mening, de “apex” van orkestrale pop lag in zanger Scott Walker, uit te leggen dat “in zijn meest vruchtbare periode, 1967-70, hij creëerde een lichaam van werk dat was, op zijn eigen manier, zo revolutionair als The Beatles’. Hij nam de ideeën van Mancini en Bacharach tot hun logische conclusie en herdefinieerde het concept orkestrale pop.”