IV.H. veilige injectiepraktijken de volgende aanbevelingen zijn van toepassing op het gebruik van naalden, canules ter vervanging van naalden en, indien van toepassing, intraveneuze toedieningssystemen
IV.H.1. Gebruik aseptische techniek om besmetting van steriele injectieapparatuur 1002, 1003 te voorkomen. Categorie IA
IV. H.2. Dien geen medicijnen uit een spuit toe aan meerdere patiënten, zelfs niet als de naald of canule op de spuit is vervangen. Naalden, canules en spuiten zijn steriele producten voor eenmalig gebruik; ze mogen niet worden hergebruikt voor een andere patiënt, noch om toegang te krijgen tot een medicijn of oplossing die kan worden gebruikt voor een volgende patiënt 453, 919, 1004, 1005. Categorie IA
IV.H.3. Gebruik vloeibare infusiesets en toedieningssets (d.w.z. intraveneuze zakken, slangen en verbindingsstukken) voor slechts één patiënt en gooi deze na gebruik op de juiste wijze weg. Beschouw een injectiespuit of naald/canule als verontreinigd zodra deze is gebruikt om in de intraveneuze infuuszak of toedieningsset 453 van een patiënt te komen of deze aan te sluiten. Categorie IB
IV.H.4. Gebruik waar mogelijk flacons met één dosis voor parenterale geneesmiddelen 453. Categorie IA
IV.H.5. Dien geen medicijnen toe uit flacons of ampules met een enkele dosis aan meerdere patiënten of combineer restjes inhoud voor later gebruik 369 453, 1005. Categorie IA
IV.H.6. Als multidosis injectieflacons moeten worden gebruikt, moeten zowel de naald of canule als de spuit die gebruikt wordt om toegang te krijgen tot de multidosis injectieflacon steriel zijn 453, 1002. Categorie IA
IV.H.7. Bewaar de multidoseringsflacons niet in de onmiddellijke behandelruimte van de patiënt en bewaar ze in overeenstemming met de aanbevelingen van de fabrikant; gooi ze weg als de steriliteit is aangetast of twijfelachtig is 453, 1003. Categorie IA
IV.H.8. Gebruik geen zakken of flessen intraveneuze oplossing als een gemeenschappelijke bron van levering voor meerdere patiënten 453, 1006. Categorie IB
IV.I. Infectiebeheersingspraktijken voor speciale lumbale punctieprocedures draag een chirurgisch masker bij het plaatsen van een katheter of het injecteren van materiaal in het wervelkanaal of de subdurale ruimte (d.w.z., tijdens myelogrammen, lumbale punctie en spinale of epidurale anesthesie 906 907-909 910, 911 912-914, 918 1007. Categorie IB