We kunnen alleen zeer indirect en voorlopig emoties / gevoelens toeschrijven aan dieren als we hun hersenen functioneel begrijpen en functionele beeldvorming gebruiken. Dit is in de praktijk moeilijk. Er is ook een cruciaal verschil in de wetenschap tussen de subjectieve wereld (gelukkig) en de objectieve wereld (glimlachend).
in ethologie kun je alleen gedrag en de gevolgen ervan waarnemen. Stimuli kunnen appetitief en aversief zijn, positief of negatief. Insecten, reptielen en zoogdieren kunnen op dezelfde manier onderscheid maken tussen zoet water (dat ze zoeken) en bitter water (dat ze normaal vermijden). Dat zijn makkelijker te identificeren gedragingen. Natuurlijk bestaat in werkelijkheid een emotionele toestand uit een complex multidimensionaal spectrum van meerdere maatregelen (verzadiging vs.honger, angst vs. ontspanning, geluk vs. ongeluk, angst vs. veiligheid, verdriet vs. onvriendelijkheid, enz.) tegelijkertijd. Er is ook een verschil tussen de meting en de interne realiteit. Daarnaast is er de keuze van de meting en de interne realiteit, ook. Je zou geluk kunnen meten aan de breedte van je glimlach op een bepaald moment, maar dat zou geen erg valide en betrouwbare meting zijn. Dit is de Algemene moeilijkheid met het meten en ontdekken van emotie – gedrag is een meer objectieve kwantificering.
Als u een nieuwe soort mens bestudeerde, die niet kon praten of rapporteren met behulp van een taal over hoe het ‘voelde’, en een brein had dat aanzienlijk verschilt van de onze, zouden we ook onverstandig zijn om specifieke emoties zo harteloos toe te schrijven. Niet omdat het specimen niet in staat zou zijn om emoties te voelen, maar omdat we niet de middelen zouden hebben om interne emotionele toestanden te controleren en te verifiëren, of te onderzoeken of de slang zich bewust was van een emotie, ongeacht zijn gedrag.
echter, we geloven dat emoties een groot centraal zenuwstelsel vereisen om te bestaan. Slangen hebben genoeg hersenen om angst en plezier te ervaren. Het lijkt erop dat de meeste grote gewervelde dieren dat kunnen, zeker zoogdieren zoals muizen. Of reptielen of zelfs insecten de ‘cerebrale capaciteit’ hebben voor niet-primitieve (lees: niet-menselijk) is een open vraag.